Het
lichaam van een schelpdier wordt door de mantel omgesloten. Aan de rand
van de schelp bevindt zich de mantel. De mantel bestaat uit kalk, dit is
een stevig materiaal dat ook in onze botten zit. De kalk voor de opbouw
wordt uit zeewater gehaald. Hoe meer kalk er in het zeewater zit, hoe
steviger de schelp is. Als de schelp in water is waar weinig kalk in het
water zit, dan is de schelp dun.
In
de winter groeit de schelp minder dan in de zomer. En daardoor ontstaan
er smalle en brede groeibanden. Hieraan kun je zien hoe oud de schelp
is. Dus eigenlijk hebben schelpen, net als bomen, jaarringen. |
Schelpdieren
die langs de kust leven, hebben een zwaar bestaan. Ze voeren een
voortdurend gevecht tegen de golfslag en de branding.
Als het water zich bij eb
terugtrekt, graven de diertjes zich in het zand in en sluiten ze hun
schelp. Op die manier drogen ze niet uit. Maar sommige zijn niet vlug
genoeg en vallen ten prooi aan zeevogels. Deze pikken het diertje uit de
schelp, die leeg achterblijft. |